In het laatste interview dat Heidegger gaf, stelde hij dat "alleen een God ons nog kan redden". Moeilijke zin. Want wat bedoelt de Duitse filosoof met een filosofische en theologische achtergrond met die zin? Sowieso niet dat de oude religies terug moeten komen - daar is hij teveel filosoof én modern voor. Het mooie van zo een abstracte zin, is dat we er ons eigen spel mee kunnen spelen. Dat gaan we duss ook doen. Een lang artikel voor het weekend, maar gezien de nieuwe regels zit u toch thuis - wat heeft u anders te doen?
Corona. We doen het voor elkaar. Als je geen vaccin neemt, ben je egoïstisch. Waarom zou je recht hebben op je eigen keuzes en lichaam - nee, je moet je opofferen voor het grotere goed, voor de collectiviteit. Het individualisme staat ernstig onder druk. Wilde links al tien jaar geleden een einde eraan maken door het gebruik van de term "neoliberalisme", heeft ze nu eindelijk de wapens in handen. We kunnen gaan zoeken naar complotten, we kunnen zoeken naar oorzaken, en dat moet ook gedaan worden - maar wat óók gebeurt is dat het wezen van de Westerse beschaving, namelijk het individu onder druk staat op een manier die doet denken aan Communistisch Oost-Europa. Individualisme, ooit het hoogste goed, is verdacht gemaakt en gelijk komen te staan aan egoïsme. Maar zo simpel ligt het niet.
Individualisme als wezen van het westen
Dat het individualisme de basis is van de Westerse beschaving is geen vreemde opvatting. De Canadese filosoof Charles Taylor onderzoekt hoe dit gebeurt. En simpel gezegd: de Griekse traditie is dóór het christendom heen en zij samen dóór Augustinus heen individueel gemaakt. Plato had daar nog weinig mee van op, met het individu. Zijn denken ging over waarheid, over politiek, maar niet over het individu. In de Griekse samenleving ging het over deugd en orde, stelt Hegel, maar voor het individu in de vorm van de (pas op, technische term) "subjectieve wil" was geen plaats.
Uiteindelijk ontwikkelt het zich door via de Jezuïeten, Descartes (een leerling van de Jezuïeten), het liberalisme van de Angelsaksische wereld, Hegel en Kierkegaard en Buber naar onze moderne interpretatie ervan. Natuurlijk geef ik het hier globaal weer, zitten er tal van haken en ogen aan. Vaststaat dat het Westen, als geen ander een gevoel voor het individu heeft weten te ontwikkelen. Grosso modo kunnen we, in navolging van Charles Taylor, het individu op twee manieren omschrijven.
De eerste manier is die van de "substantiële rede". Dit is een Platonisch-augustiniaanse interpretatie. De rede, het individu dat die rede heeft, is fundamenteel gericht op iets buiten zichzelf om tot waarheid te komen. Het is een reden die zich verbindt met een transcendente notie, daarmee in relatie staat en zichzelf ontwikkelt. De tweede manier is die van de "instrumentele rede". Dat is de rede die zich losmaakt van welk buiten dan ook en vanuit zichzelf probeert tot waarheid te komen. In rudimentaire vorm is dit bij de Jezuïeten te vinden hun spiritualiteit "de scheiding der geesten". Om te weten wat het goede is om te doen, moet je je naar binnen keren en de verschillende mogelijkheden zo diep mogelijk doorleven, de mogelijkheid die je het dichtst bij God brengt, is de juiste weg om te bewandelen. Vanaf daar is het niet moeilijk om, zie Descartes, dat laatste stapje, die God, maar helemaal weg te laten.
Met Descartes komt het moderne individu op het toneel. Het subject. Volgens Heidegger, en zoveel andere filosofen, komt hier een fundamenteel filosofisch, epistemologisch en misschien zelfs ethisch probleem aan bod: als we uitgaan van het moderne subject dat is omdat hij denkt, moet de conclusie zijn dat wat niet denkt, niet is. Hiermee treedt een scheiding op tussen de mens en de wereld om hem heen, een scheiding die filosofen sindsdien hebben geprobeerd te overbruggen.
Hegel's plicht en individu
Goed. De nuances laten we even achterwege. Hegel, de volgende belangrijke filosoof, probeert het subject weer zijn substantialiteit mee te geven. Hij ziet namelijk dat het individu zonder meer, willekeurig is. Een effect van vreemde dynamieken. Met zich laat spelen. Het individu kan niet het laatste antwoord hebben. Een individu zonder meer kan niet vrij zijn - want dat individu ziet de wereld om zich heen als een beperking van zijn eigen vrijheid. Maar daar is het Hegel om te doen: hoe wordt de vrijheid verwerkelijkt in het concrete leven? Hiervoor is het noodzakelijk om het individu niet als zichzelf te denken. Hij ziet zich geworpen in een orde en de kunst is om de "subjectieve wil" in overeenstemming te brengen met "de objectieve orde", zonder dat een van de twee wordt opgegeven. Het moderne liberalisme geeft de objectieve orde op, het communisme geeft de subjectieve wil op. Beide zijn moeilijk succesvol te noemen.
Dit zien we ook nu in het debat over corona. Er zijn twee groepen tegenover elkaar: de groep die de objectieve orde centraal staat en stelt dat iedereen zichzelf moet opgeven ten bate van de rest, van de "algemeenheid" om het filosofisch te noemen, en dat de "bijzonderheid" niet relevant is. Zij zien mensen die moeite hebben met dit opofferen als egoïstisch. Dan is er de groep die de eigen subjectieve wil, de bijzonderheid, centraal zet en weigert om mee te doen met de objectieve orde. Die objectieve orde is beperkend, totalitair, en mensen die dat doen zijn schapen zonder gevoel van eigenwaarde, zonder gevoel voor zelfzijn. Hegel stelt dat ieder politiek systeem dat niet redelijk is, niet lang zal kunnen blijven bestaan omdat het voor de individuen onmogelijk is om hun subjectieve wil in overeenstemming te brengen met die objectieve orde - ze spreken een andere taal en uiteindelijk zal die objectieve orde worden ondermijnd door de wil. Kijk maar naar hoe het de totalitaire staten tot nu is vergaan in de geschiedenis.
Vanuit Hegel kunnen we nu dus de vraag stellen: hoe komt het dat die twee groepen er zijn? De ene groep ziet geen enkele redelijkheid in de besluiten van de overheid, en verkiest daarom de eigen bijzonderheid en eigen redelijkheid. De andere groep gaat volledig mee met de overheid en ziet blijkbaar genoeg redelijkheid. De tijd zal uitwijzen welke van de twee gelijk heeft. Maar dit is waar het conflict om draait - waar is de redelijkheid? Is de staat nu totalitair, of is de mens te egoïstisch? Misschien speelt het beide wel. Volgens Hegel waren er momenten van "oefening" van de zedelijkheid, dat wil zeggen: oefening om de eigen subjectieve wil in overeenstemming te brengen met de objectieve orde en zo te zien dat daarin pas de vrijheid kan ontstaan. Het huwelijk is zoiets: men geeft de eigen zelfstandigheid op. Voor de onzedelijke man is dit beperkend. Maar als je geoefend bent in die zedelijkheid, besef je dat je door de zelfstandigheid op te geven en samen een persoon te worden, er een hogere vorm van bestaan ontstaat.
Of, om het met Hegel te stellen: "in de plicht bevrijdt het individu zich en verkrijgt het zijn substantiële redelijkheid?"
Individualisme en collectivisme
De kritiek op de 19e eeuw en de burgermaatschappij, het liberale individualisme van het ongebondenheid, de ontmanteling van familie én burgermaatschappij heeft een situatie gecreëerd dat de mens niet meer leert tot zedelijkheid, maar tot een moderne vorm van vrijheid. Tot ongebonden vrijheid. De plicht is slechts nog beperkend, en het liefst ontloopt een ieder zijn plicht. Hij wil toch vrij zijn? Dat is wat ons vijftig jaar is verteld. Dat is de oorzaak van de clownwereld.
Maar dit is het opvallende: 50 jaar lang hebben de dominante intellectuelen de familie en burgermaatschappij ondermijnd en daarmee iedere zinnige opvoeding van de mens, en nu doen ze hysterisch omdat mensen voor zichzelf kiezen. Alsof ze dachten dat beide mogelijk was: ondermijning van de zedelijke systemen, en toch een zedelijk individu dat zijn burgerlijke taken met verve vervult.
Dat is echter niet wat er speelt. Het gaat hen namelijk niet om het zedelijke individu. Het gaat hen om de objectieve orde. De objectieve orde zonder individu is totalitair. Als je een totalitaire staat wilt met één ethiek, dan moet je dus de familie ondermijnen, de gemeenschappen ondermijnen. Zij bieden namelijk een bescherming voor dat individu tegen de macht van de staat (en de macht van de markt). Een staat en een bedrijf verdragen dat niet. Dat zie je nu ook in Urk: daar krijgt de staat geen voet aan de grond. Dat zie je ook bij FVD, daar krijgt de staat geen voet aan de grond. Dat is waarom de progressievelingen ook zo boos werden om Forumland, en dát is wat Thierry heeft te bereiken: de groei van een gemeenschap. En een gemeenschap is bestand tegen de interventie van de staat. Wat de Sander Schimmelpennincks cum suis van deze wereld verlangen, is het opofferen van het zelf voor de objectieve orde. En het lijkt wel zo te zijn, dat hoe onredelijker de objectieve orde is, hoe liever zij zichzelf eraan geven.
Voor de Joodse filosoof Martin Buber - en filosofen als Hannah Arendt en Peter Sloterdijk - is dit geen verrassing. In zijn boekje (de -je is hier niet neerbuigend maar liefkozend) Ich und Du stelt hij al dat perioden van radicale individualisering afgewisseld worden door perioden van radicale collectivisering. Het individualisme heeft zijn belofte niet weten in te lossen, de oude structuren van gemeenschap en familie zijn ondermijnd maar het individu wil zich toch geborgen weten, dan komt het collectief op het toneel. Peter Sloterdijk noemt dit het Jonascomplex: het verlangen van het individu om zich in geborgenheid in de buik van de walvis te begeven en het is een reactie op het spiegelcomplex waarin het individu alleen maar met zichzelf bezig is.
In die zin verbaast het dus ook niet dat hyper-individualisten als Schimmelpenninck en het collectivisme van de staat elkaar vinden nu. Veel mensen offeren zichzelf op het altaar van de objectieve orde. Of die redelijk is of niet, dat maakt niet uit: het gaat namelijk niet om orde, maar om samen, om het opheffen van de andersheid van de ander. Dat er mensen zijn die daar vragen bij stellen, die reflexief zijn, die proberen om de eigen subjectiviteit en de objectieve orde met elkaar in overeenstemming te brengen, dat verdragen ze niet. Terwijl Hegel nu juist zou zeggen dat daarin de vrijheid daadwerkelijk tot stand komt. Anti-vaxxers waren tot corona, op een groep na, helemaal niet anti-statelijk. Ze waren kritisch, dachten soms anders over thema's, maar in principe begaven ze zich in die combinatie van innerlijkheid en orde. Maar zij zijn streng: indien de staat niet redelijk is, hoeven zij niet mee te doen. Hoe meer gelijk zij hebben, dus hoe onredelijker te staat is, hoe totalitairder zij - en haar nuttige idioten - wordt.
Kierkegaard kan ons redden
Kierkegaard kan ons hier helpen. Kierkegaard zegt namelijk hetzelfde als Heidegger: alleen een God kan ons nog redden. Zijn kritiek op Hegel - of die terecht is vraag ik me af - is dat Hegel totalitair is. Het gevaar van Hegel is namelijk dat de algemeenheid - de objectieve orde - onderdrukkend werkt voor de bijzonderheid - de subjectieve wil -. Terwijl voor Kierkegaard, existentialist die hij is, nu juist de bijzonderheid onder geen beding onderdrukt mag worden. Dit betekent niet dat hij een moderne liberaal is die van mening is vrijheid is doen wat je wilt zonder beperkingen. Wel wil dit zeggen dat voor Kierkegaard de algemeenheid gerelativeerd dient te worden.
Zijn boek Vrees en beven is in die zin een grote kritiek op het denken van Hegel. In het boek draait alles om Abraham die zijn zoon Izaäk moet offeren. Voor wiens bijbelse kennis niet zo present is. Abraham en zijn vrouw Sarah wachten op een kind dat maar niet komen wil. God zegt Abraham dat Hij ervoor zal zorgen dat het goedkomt. Maar het duurt en het duurt. Uiteindelijk verliest Abraham zijn vertrouwen in God - want dat doen alle profeten wel een paar keer in hun menselijke, al te menselijke leven - en deelt hij het bed met de slavin Hagar. Zij wordt zwanger, krijgt een kind Ishmael (de voorvader van de Arabieren). Maar dan, uiteindelijk, wordt Sarah op hoge leeftijd toch nog zwanger. Ze krijgen een zoon, Izaäk. Eindelijk, na al die jaren wachten. Izaäk groeit op en dan krijgt Abraham een opdracht van God: neem Izaäk mee naar de berg Moira en offer hem. Abraham, ridder van het geloof, staat 's ochtends op, bepakt de ezels en loopt met zijn zoon, zijn meest geliefde zoon, naar de berg om hem te offeren. Te doden. Uiteindelijk, bovenop de berg, maakt Abraham een altaar klaar, legt zijn zoon erop en pakt het mes. Op dat moment verschijnt er een ram op het toneel en krijgt Abraham te horen dat doordat hij bereid is geweest zijn zoon te offeren, hij hem niet hoeft te offeren. Door zijn zoon weg te geven, ontvangt hij zijn zoon. Paradoxaal, nietwaar?
Kierkegaard probeert te begrijpen wat hier gebeurt. Makkelijk is dat niet. Paul Cliteur heeft zijn boek dan ook het gevaarlijkste boek van de mensheid genoemd, omdat het teoterrorisme zou goedkeuren. Als God zegt te doden, dan doe je dat. En Kierkegaard probeert het nog goed te praten ook! Cliteur mist hier de essentie waar het omgaat, niettemin doet hij het boek wel recht. Want Kierkegaard denkt over Abraham niet anders. Wat gebeurt daar toch? Hoe kan Abraham, de aartsvader, de ridder van het geloof zijn zoon vermoorden? Wat volgt is een bijna poëtische zoektocht van Kierkegaard om te zien wat daar gebeurt. De eerste vraag is: heeft Abraham zijn zoon vermoord of niet? De Joods-franse denker Levinas stelt van niet. Kierkegaard daarentegen stelt van wel: met het trekken van het mes, volbrengt Abraham in feite de moord, ook al vindt de moord zelf niet plaats. Als Abraham de moord begaat, hoe kan hij dan een ridder van het geloof zijn? Volgens het algemene - volgens de ethiek - is hij immers een moordenaar, meer niet. Indien ethiek het laatste woord heeft, dan is Abraham een moordenaar, klaar. Hoeven we niet moeilijk over te doen. Alleen: heeft ethiek wel het laatste woord?
Kierkegaard stelt: "zijn ethische opdracht is het zichzelf voortdurend in het algemene uit te drukken, zijn afzonderlijkheid op te heffen om het algemene te worden." Dit is het centraal stellen van de objectieve orde die boven alles gaat, dit is totalitarisme. De afzonderlijke mag zijn afzonderlijkheid niet opheffen. Dat is het einde van de vrijheid. Het afzonderlijke en het algemene zijn dus beide niet het laatste woord. Kierkegaard zegt dan ook: Abraham kan geen moordenaar zijn én de aartsvader, daar moet dus iets gebeurd zijn in dat verhaal. Dat andere is dat het ethische opgeschort kan worden, door een verbinding aan te gaan met iets wat daar voorbij ligt. Het verhaal van Abraham toont dat ethiek begrenst is en dat er ook nog religie is - via het offer verbindt Abraham zich met het absolute, met de oneindige god opdat zijn bijzonderheid gered kan worden binnen de algemeenheid.
Of de enkeling staat in verhouding tot het absolute, of de enkeling is verloren, zegt Kierkegaard ergens anders.
Kierkegaard vergelijkt Abraham met enkele andere figuren.
- De ridder van de oneindige resignatie. Een jongen is verliefd op een prinses. Hij ziet zich geconfronteerd met een niet realiseerbare mogelijkheid (de prinses), en resigneert. De ridder van de oneindige resignatie ziet dat hij het niet kan realiseren, maar realiseert het toch, in de geest, in de oneindigheid. In de esthetiek.
- Tragische held Agamemnon die zijn dochter offert om te kunnen winnen in Troje: hij offert alles wat hem dierbaar is op voor het algemene. Hij weet wat hij terug krijgt voor het offer en ook dat hij het terug krijgt, de wind in dit voorbeeld. En ten tweede is het een publiekelijk offer: het is bespreekbaar, behuilbaar. Alles wat hij doet en wat hem beweegt behoort het algemene toe. Hij is openbaar en in die openbaarheid is hij de geliefde zoon van de ethiek. De tragische held is de ethische held.
- De demonische figuur. De willekeur. Dit is de mens die zich boven de ethiek plaatst, maar zich vervolgens nergens mee verbindt. Hegel heeft hier ook aandacht voor. Dit is de persoon die zich niets aantrekt van de zedelijkheid, geen plicht aangaat, die gewoon willekeurig handelt, geen richting heeft.
Abraham is anders hoewel hij alle stadia hierboven lijkt te doorlopen: hij ziet onmogelijkheid net als de ridder, maar beweegt dan door in het offer. Dit heeft hij gemeen met de tragische held: ze concentreren zich volledig op het ethische, maar Abraham breekt hiermee en de tragische held niet. De tragische held vindt rust in het algemene. Abraham ervaart geen rust, juist niet, hij ervaart een suspense. De tragische held weet wat hij krijgt, Abraham niet. Toch maakt hij nog een beweging: een beweging voor het wonder. Deze beweging is de beweging van de enkeling en gaat voorbij het ethische. De demonische mens gaat ook voorbij het ethische, maar die blijft dan hangen in het luchtledige, verbindt zich met niets. Abraham verbindt juist met iets, namelijk, met een religieuze instantie.
Goed. We kunnen veel nuances en subtiliteiten aanbrengen. Belangrijk voor Kierkegaard is: om de bijzonderheid van het algemene te redden, moet er een religieuze verbinding tot stand komen. Anders gezegd: doordat ik me met iets buiten deze wereld verbind, zal ik nooit helemaal met deze wereld samenvallen, ben ik een vrij mens. Maar wel eentje die een verbinding is aangegaan. Hegel is hier dus niet ver weg, zij het dat Hegel de binding ethisch ziet en Kierkegaard religieus.
Dit lijkt misschien abstractie filosofie, maar dat is het niet. In Mein Kampf, bijvoorbeeld, schrijft Hitler letterlijk dat de Joden een bedreiging vormen voor het Duizendjarige rijk omdat zij hun eigen God hebben. En doordat zij deze hebben, zullen ze nooit écht onderdeel worden van het systeem. Het eerste wat totalitaire staten doen, is de religie ondermijnen. Dat is omdat ze begrijpen dat religie, in goede zin, iets anders poogt dan de staat, en daarmee ondermijnend kan werken. Willen wij het individu redden van collectieve waanzin, dan kan dat alleen met God: alleen een God kan ons nog redden.
Het moderne individu, dat leeft als de meerman in willekeurige vrijheid en iedere verantwoordelijkheid als een beperking ziet, gaf vrijbaan aan de markt en de staat om de mens tot slaaf te maken. Weg van gemeenschap, weg van ethiek, weg van God, werd het individu een speelbal, met kleine schouders stond hij naakt tegenover vijandige systemen. Houellebecq, bijvoorbeeld, begreep dit en onderzocht dit in zijn oeuvre. Het lijkt wel of we in het Westen, niet perse willens en wetens, de weg vrij hebben gemaakt dóór het hyperindividualisme heen om een totalitair systeem de kans te geven. Alle grote filosofen van Plato tot aan Buber, zouden gezegd hebben dat het moderne individualisme geen stand zou houden. Niettemin zouden de grote filosofen hebben gezegd dat het individualisme zelf het probleem was. Dat is het namelijk niet. Bach, Brahms, Vondel, Huysmans, Beethoven, Faure, zij kunnen alleen ontstaan in een beschaving die gevoel heeft voor het individu, maar dan wel in een bepaalde vorm ervan. We moeten het individu dus niet verachten, evenmin samenstellen aan neoliberalisme of aan egoïsme. Het individu is het wezen van het Westen. Niet hij verdient kritiek, maar de slopers, de beeldenstormers en de collectivisten die maar wat graag het individu slopen om de objectieve orde de macht te bieden. Dat is de laatste stap naar een totalitaire staat en we zijn dichtbij, veel te dichtbij, om dit te laten gebeuren.
Natuurlijk: religieus kunnen we niet meer zomaar worden, een burgerlijke samenleving is niet zomaar gebouwd. Dat is de uitdaging, maar Hegel en Kierkegaard bieden wel de taal om het huidige debat te begrijpen, te doorgronden en bieden, misschien, een begin om te ontsnappen aan het totalitarisme. Maar de eerste stap, of men nu gelooft of niet, heeft toch met religie te maken. Alleen in welke vorm, dat blijft nog onduidelijk.
In ieder geval: trap niet in het argument dat we het voor elkaar doen en houd vast aan je subjectieve wil, dat is straks misschien nog het laatste dat ons vrij maakt.